Verdeeldheid ondanks vakbondsprotocol in Indonesië

Hoewel vakbonden meer macht hebben in Indonesië dan elders, zijn ze heel erg versplinterd. Als vakbondsleiders niet opnieuw verkozen geraken, dan splitsen hun volgers gewoon af en richten ze een nieuwe vakbond op.

Het Indonesische protocol voor vakbondsvrijheid is een instrument waarbij verschillende stakeholders betrokken zijn die normaal niet met elkaar praten. Zo staan vakbonden in direct contact met merken als er iets misgaat op de productievloer van betrokken fabrikanten. Dat heeft zijn effect niet gemist: vakbonden krijgen meer macht en kunnen zo beter onderhandelen over minimumlonen, die sterk gestegen zijn in de regio’s waar veel vakbonden actief zijn – zo sterk dat de fabrieken willen verhuizen naar regio’s met minder vertegenwoordiging.

Vier grote vakbonden zijn sinds het prille begin betrokken bij het protocol. Bij de fabrieken waarop het protocol betrekking heeft, zit onder andere de Pou Chen Group, waar Nike schoenen laat produceren. In totaal zijn er zestig leveranciers aan die fabrieken die het protocol getekend hebben. Naast de leveranciers, fabrieken en vakbonden zijn er ook negen merken betrokken bij het protocol. De grote sportmerken Nike, Adidas, Puma, Asics, Pentland Group (die Speedo’s produceert) en New Balance maken er deel van uit sinds het prille begin. Fair Wear Foundation-leden Haglöfs, Kjus en SuitSupply hebben zich december 2017 aangesloten bij het protocol.

Achterkamers of achterpoortje?

‘Als er problemen zijn in de fabriek, willen betrokken merken dat liever niet delen met de andere merken in het protocol’, legt Mimmy Kowel, die in Indonesië voor Clean Clothes Campaign werkt, het mechanisme uit. ‘Daarom nemen vakbonden en merken direct contact op met elkaar.’

‘Vakbonden en merken nemen direct contact op met elkaar. Als er problemen zijn in de fabriek, willen betrokken merken dat liever niet delen met anderen.’

Mimmy Kowel (Clean Clothes Campaign)

Medewerker van de Indonesische arbeidsrechtenorganisatie LIPS Syarif Arifin omschrijft zo’n overleg als gesprekken in achterkamertjes. ‘Enkel de vakbonden die aangesloten zijn bij het protocol mogen aanwezig zijn. De overheid, die disputen zouden moeten oplossen, heeft geen vat op de gesprekken.’ Volgens Arifin verzwakt het protocol zo de wetgevende macht.

Sara Ceustermans van de Belgische Schone Klerencampagne, die tot vorige week in Indonesië was, nuanceert dat. ‘Het klopt dat de regering te weinig controle doet op de naleving van de wetgeving door de werkgevers. Alleen heeft de Indonesische overheid helemaal niets te zeggen over de merken die in het protocol zitten, want dat zijn onder meer Duitse, Amerikaanse en Japanse bedrijven. Net daarom heb je akkoorden zoals het Protocol nodig, omdat nationale overheden hier inderdaad geen vat op hebben.’

Tien jaar in gesprek

Deze maand is het tien jaar geleden dat het idee voor het protocol geïntroduceerd werd. In november 2009 kozen internationale vakbonden en organisaties voor Indonesië als testcase om te kijken of een protocol meer vakbondsvrijheid oplevert. Uiteindelijk werd het protocol in 2011 ondertekend. De bedoeling is om het protocol later ook in andere productielanden te introduceren en toe te passen op andere domeinen, zoals lonen en kortetermijncontracten.

‘Zodra lonen deel uitmaken van het protocol, gaan die nog meer stijgen. Dat is niet in het belang van de merken.’

Mimmy Kowel (Clean Clothes Campaign)

Bij dat laatste loopt het mis. Indonesische vakbonden vinden het stilaan tijd om tegelijkertijd over de twee andere domeinen te onderhandelen. Merken willen eerst en vooral focussen op vakbondsvrijheid, want daarvoor dient het huidige protocol. ‘Zo redeneren de merken: zolang het ene niet opgelost is, willen we het nog niet over het andere hebben’, duidt Kowel (Clean Clothes Campaign). ‘Over andere domeinen spreken, ligt moeilijk binnen de huidige afspraken. Zodra lonen deel uitmaken van het protocol, gaan die nog meer stijgen. Dat is niet in het belang van de merken.’

Een bijkomende probleem is de rivaliteit tussen de verschillende Indonesische vakbonden. Dat speelt ook in andere landen, maar is veelzeggend in deze context. ‘Veel lokale vakbonden zitten verwikkeld in een soort interne machtstrijd’, zegt Syarif Arifin (LIPS). Uit zijn onderzoek blijkt duidelijk dat er veel macht gemoeid is met de positie van vakbondsleider, die geld kan opstrijken vanuit zijn functie. ‘Bij verkiezingen voor wie de nieuwe leider wordt, loopt het vaak mis. Wie niet wint, splitst gewoon af en neemt zijn achterban mee naar een gloednieuwe vakbond.’

‘Bij verkiezingen loopt het vaak mis. De vakbondsleider die niet wint, splitst gewoon af.’

Syarif Arifin (LIPS)

Nationaal zijn er volgens Arifin 115 verschillende vakbonden zijn. Dat aantal loopt op op lokaal niveau. In West-Java alleen al zijn er 100 verschillende vakbonden, waarvan vaak drie tot vijf verschillende bonden per fabriek. Tel daar nog 100 vakbonden bij in Jakarta en 200 in Sumatra. ‘Er is te veel verdeeldheid onder de vakbonden’, zucht de onderzoeker. Dat beaamt Maria João Vasquez van ILO Better Work Indonesia. ‘Zo verkleinen vakbonden uiteindelijk hun eigen macht en bereik: het tegenovergestelde van wat het protocol wil bereiken.’

Lees ook mijn artikel via MO* Magazine: https://www.mo.be/reportage/wil-je-een-job-bij-nike-dat-dan-tot-20-miljoen-rupiah-aub

© MO* Magazine
Foto’s © Sandra Mermans

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *