Vrijwilliger Rana Plaza: ‘We lezen modebladen, maar kennen het verhaal achter onze kleren niet’

In de nasleep van Rana Plaza heeft fotografe Tanzir (34) als vrijwilliger puin geruimd, bloed ingezameld en nabestaanden ondersteund. Nadien ging ze aan de slag als inspecteur in de textielindustrie van Bangladesh en werd ze onder druk gezet om veiligheidsrapporten te vervalsen. Nu studeert ze antropologie in Leuven en vertelt ze over het trauma dat een van haar medevrijwilligers vorig jaar fataal werd.

Er zijn zo van die momenten waarop je weet – voelt, hoort – dat je als journalist op het juiste moment op de juiste plaats bent. Waarop je zoveel ontzag hebt voor en inspiratie krijgt van een persoon, dat je wel over haar móét schrijven.

Eind april vorig jaar, tijdens Fashion Revolution week, vond in hartje Leuven de allereerste Fair Fashion Fair plaats. Gezien die revolutionaire modeweek doorgaat rond de herdenking van Rana Plaza, een fabrieksramp waarbij maar liefst 1138 Bengalese textielarbeiders het leven lieten, leidde ik als moderator het evenement in met te vertellen over die ramp en over een bezoek aan Bangladesh in opdracht van WSM vijf jaar nadien. Daarbij ontmoette ik mensen die de ramp overleefd hadden, maar amper nog een leven hadden.

Na afloop van het debat reageerde een jonge vrouw uit het publiek meteen op dat verhaal. Haar naam was Tanzir, een 34-jarige fotografe uit Dhaka die pas naar Leuven verhuisd was om hier te studeren. Ook zij had het leed van Rana Plaza van dichtbij gezien, veel dichterbij dan ik ooit kon.

Toen de instorting pas gebeurd was, aarzelde ze geen minuut om zich aan te melden als vrijwilliger om het puin te ruien.

‘Ik ben toevallig gevraagd als fotograaf voor dit evenement, zonder dat ik wist waar het panel over zou gaan’, getuigt Tanzir meteen na de laatste vragenronde in het panel. ‘Het is een heel emotionele avond geweest.’

‘Ik kom zelf uit Bangladesh. Als vrijwilliger zag ik slachtoffers van Rana Plaza sterven in mijn armen. Twee dagen geleden heeft een collega-vrijwilliger zelfmoord gepleegd. Hij heeft zichzelf in brand gestoken omdat hij met een enorm trauma kampt sinds de ramp. In Bangladesh is mentale gezondheidszorg nihil. Na alles wat hij meemaakte, kreeg mijn vriend niet de juiste hulp. Hij was amper 27.’

We deden wat we konden

In de zomer sprak ik af met Tanzir, om haar hele verhaal te horen, op te schrijven, te delen. Jaren na Rana Plaza maakt deze ramp nog steeds slachtoffers, blijkt uit haar getuigenis. Net daarom is het belangrijk om het hierover blijven te hebben. Zo’n ramp mag nooit meer voorvallen.

‘Het bericht kwam plots. Een vriendin uit Bangladesh vertelde me dat Nawshad zelfmoord had gepleegd.’

‘Met z’n drieën hebben we aan de universiteit van Dhaka gestudeerd. We maakten deel uit van een groep studentenvrijwilligers. In 2013 was ik verbonden aan de ngo ActionAid. Toen Rana Plaza ingestort was, op 24 april 2013, hebben wij bloed ingezameld voor de slachtoffers. In het begin was het erg chaotisch. ActionAid zette een emergency response team op – geen officiële noodhulp, maar officieus deden we wat we konden.’

We hielpen uit onszelf, we voelden de verantwoordelijkheid om te helpen

Tanzir

‘Ik wou helpen. Ik was toch vlakbij. Ik woonde toen in Uttora, de buitenwijk van Dhaka waar slachtoffers het eerst naartoe vervoerd werden, naar het Private Medical College. Niet enkel gewonden, maar ook dodelijke slachtoffers kwamen in dat ziekenhuis terecht.’

‘Zo werd ik betrokken bij de bloedinzameling: per toeval, omdat ik in de buurt was, en ik mij regelmatig inzet als vrijwilliger. In het begin deed iedereen maar wat. Het was geen georganiseerde hulpverlening. Het belangrijkste was dat we met veel vrijwilligers waren. Vrienden van mij die geneeskunde studeerden, stonden paraat in het ziekenhuis. We deden het uit onszelf, we voelden de verantwoordelijkheid om te helpen.’

Verhongeren terwijl je wacht op nieuws

‘Ik voel me best wel trots op mijn universiteit, op mijn medestudenten. De alumniverenigingen zijn erin geslaagd om heel veel mensen op te trommelen en hulpmiddelen in te zamelen, nog voor de Bengalese overheid de situatie ernstig nam.’

‘In het begin begreep niemand hoe zwaar de ramp was geweest. Ze wisten niet eens hoeveel mensen er aanwezig waren in het fabriekscomplex toen het instortte. Pas als de media erop sprong, heeft de overheid gereageerd.’

‘Vanaf dat moment werd het moeilijker om als vrijwilliger je steentje bij te dragen. In de plaats van bloed in te zamelen, verzamelden we vanaf dat moment eten en geld voor de nabestaanden die wachtten op nieuws.’

‘Familieleden van textielarbeiders wonen vaak nog op het platteland. Ze hebben niet genoeg geld om dagenlang te wachten tot hun geliefden er – al dan niet – door kwamen. Ze konden zich geen onderdak veroorloven, dus bleven ze in het ziekenhuis. Ze hadden geen geld voor eten, dus verhongerden ze. Letterlijk. Daarom zamelden we met ActionAid en andere liefdadigheidsinstellingen geld en voedsel in voor hen. Dit zijn traumatische verhalen die je niet leest in de media, maar die wel gebeurd zijn in de nasleep van de instorting.’

Alsof hun levens er niet toe deden

‘Zelf kreeg ik ook trauma te verwerken. Het ziekenhuis was vrij klein, met weinig medewerkers. Overal waar ik keek, lagen mensen, tot op de vloer toe. Mensen bloedden op de gang. Ze huilden, riepen om hulp. Mijn vrienden en ik hebben geen medische opleiding genoten, dus we wisten niet hoe we hen konden helpen. Ik herinner me minstens tien, twaalf mensen per gang, zonder iemand die naar hen omkeek.’

‘Het meest traumatische beeld, een beeld dat ik nog steeds voor me zie als ik mijn ogen sluit, is dat bloed op die gang. Niemand had de tijd om het op te dweilen. Drie dagen lang bleef het bloed liggen. Iedereen liep er gewoon op. Het bleef hangen aan schoenen, wat de gangen nog vuiler maakte. Sommige mensen liepen op blote voeten, helemaal doordrengd. In elke gang zag je ze, die bloederige schoen- en voetafdrukken. Dat beeld, die afdrukken, die zijn me altijd bijgebleven. Voor mij kwam het over alsof het zomaar oké werd om rond te lopen op mensen hun bloed. Alsof hun levens er niet toe deden.’

‘Op de tweede dag na de ramp heb ik meegeholpen met puin te ruimen. Hulpverleners probeerden nog zoveel mogelijk arbeiders uit de ruïne te trekken. Ik herinner mij nog een man die er zeker van was dat zijn echtgenote begraven lag onder het puin. Samen met zijn broer ging hij door de brokstukken in de hoop haar te vinden. Hij was de hele tijd aan het huilen. De brandweer was elders aan de slag, ze waren maar met z’n tweeën. Daarom heb ik hem benaderd.’

‘De man zei dat hij zijn vrouw nog maar pas lunch gebracht had op deze plek. Mijn medevrijwilligers en ik probeerden hem te helpen en begonnen mee puin te ruimen. Tot mijn vrienden iets vonden. Eerst, een kledingstuk. Daarna, een hand.’

Ik wist dat er nog honderden mensen vast zaten onder het puin, maar ik kon hen niet helpen

Tanzir

‘Op dat moment beseften we dat het niet aan ons is om dit werk te doen. Wat moet je doen als je zoiets ziet? Ik voelde me hulpeloos, schuldig zelfs. Ik wist dat er nog honderden mensen vast zaten onder het puin, maar ik kon hen niet helpen. Ook daar was ik niet voor opgeleid. Toevallige vrijwilligers zijn geen hulpverleners. Mocht ze nog leven, zouden we haar kunnen verkeerd leggen of vervoeren.’

‘Uiteindelijk heeft het nog een halve dag geduurd vooraleer de brandweer het lichaam uit de ruïnes kon halen. Het bleek niet zijn vrouw te zijn. Het was iemand anders. Haar gezicht was helemaal vervormd door de instorting, zei mijn vriend. Dat heb ik gelukkig niet zelf gezien. Ze hebben haar lichaam snel geborgen. Ik weet niet of ze ooit zijn te weten gekomen wie het was.’

De wereld is ingestort

‘Dat zijn de beelden die mij bijgebleven zijn, die alle vrijwilligers bijbleven. Nadien gingen we elk onze eigen weg. Ik had niet veel contact meer met Nawshad en vernam pas dat hij niet in staat was om dat trauma te verwerken toen het al te laat was. Hij was zo enthousiast aan zijn vrijwilligerswerk begonnen. Rusteloos was hij, Nawshad wou iedereen helpen. Uiteindelijk bleek het te veel.’

‘Het was te veel voor ons allemaal. Niemand is voorbereid om zoveel leed te zien. In Bangladesh is er weinig psychologische ondersteuning. Als je een trauma meemaakt, moet je er zelf maar mee zien om te gaan.’

‘Ook onder vrijwilligers werd er weinig gesproken over wat ons vrijwilligerswerk met ons gedaan heeft. We praatten wel over de ramp zelf en wat er gebeurd kon zijn om het te verhelpen. Maar hoe we dat zouden kunnen plaatsen, dat zwegen we dood. Daar zijn we pas over beginnen praten toen Nawshad zelfmoord pleegde. Na alles wat hij gezien heeft, kreeg mijn vriend niet de juiste hulp. Op dat moment beseften we dat er te weinig ruimte is om ook de moeilijke onderwerpen aan te halen in onze maatschappij.’

‘Het gehuil, dat hoor ik ook nog steeds. Ik heb nog nooit in mijn leven zoveel volwassen mensen horen huilen als toen. Het voelde alsof er een oorlog gewoed had. En die oorlog ten einde was. Zo ziet de wereld eruit, zo voelde het ook. De wereld is ingestort. Ik ben hier dus ik maak deel uit van die vernietiging. En ik kan niks doen.’

Het voelde alsof er een oorlog gewoed had. De wereld is ingestort. Ik ben hier dus ik maak deel uit van die vernietiging’

Tanzir

‘Na vijf à zes dagen nam het leger het werk van de hulpverleners over. Ook de buitenlandse media kwam erbij. Ze hebben het incident breed uitgesmeerd. Maar al snel waren ze weer weg en verscheen er niks meer. Het was alsof het gewoon een incident geweest was, weer een ravage in een ontwikkelingsland waar snel slecht nieuws over gemaakt is. Het heeft niks veranderd.’

Zand in de ogen

‘Tenminste, het heeft niet veel veranderd. Want ik moet wel toegeven, er zijn kleine verbeteringen. In sommige fabrieken is er nu kinderopvang en ziekenzorg. En de textielfabrieken zijn nu een stuk veiliger geworden in Bangladesh, dankzij instanties zoals het brand- en gebouwveiligheidsakkoord.’

‘Toch besef ik maar al te goed dat fabriekseigenaren ook zand in onze ogen strooien. Hoe weet ik dat zo zeker? Na mijn werk voor ActionAid, ging ik aan de slag als ambtenaar en kwam ik terecht op het ministerie van Financiën, als inspecteur. Ik moest fabrieken controleren en rapporten schrijven over alle dingen die fabrieksbazen juist deden.’

‘Ik ben in veel fabrieken geweest en ik heb het allemaal gezien. Kijk, hier is een nieuwe brandblusser. Daar, een branddeur. Dat klinkt allemaal heel positief. Maar als je op een gewone dag zo’n fabriek bezoekt, zonder te zeggen wie je juist bent en wat je er juist komt doen, dan pas zie je hoe de vork in de steel zit.’

Willen fabrikanten echt veranderen, dan moeten ze ook veranderingen doorvoeren op vlak van welzijn op het werk

Tanzir

‘Willen fabrikanten echt veranderen, dan moeten ze ook veranderingen doorvoeren op vlak van welzijn op het werk. Pas als dat deel uitmaakt van de inspectierapporten, als het Akkoord daarop controles begint uit te voeren, dan zullen ze verplicht worden om er iets aan te doen.’

Te koop: fabriekslicentie

‘Zelf stelde ik op het ministerie rapporten op om fabrieken handelslicenties toe te kennen. Ik ging er aan de slag twee jaar na de ramp, op een moment waarop de overheid – omwille van druk van buitenaf – meer interesse toonde in de veiligheidsvoorschriften van de sector. Licenties zijn daar een belangrijk instrument voor. Ze zijn interessant voor fabrieken om leveranciers uit het buitenland aan te trekken. Pas als fabrieken zo’n licentie hebben, kunnen leveranciers met zekerheid zeggen aan hun klanten dat de fabrieken lang genoeg zullen draaien om zoveel mogelijk orders te verwerken.’

‘Om zo’n licentie te bemachtigen, moeten fabrieksbazen een twintigtal documenten invullen. Daarna zal er een ambtenaar, iemand zoals ik, de fabriek bezoeken om te kijken of alles wat op die documenten staat overeenstemt met de werkelijkheid. Gemiddeld duurt het een half jaar tot een jaar om zo’n licentie te bemachtigen.’

Ik wist maar al te goed wat voor gevolgen valse rapporten kunnen hebben

Tanzir

‘Mijn ervaring als vrijwilliger na Rana Plaza heeft me bewuster gemaakt van mijn verantwoordelijkheid op die positie. Alsof ik het aan de slachtoffers van de ramp verschuldigd was om zo goed mogelijk werk te leveren. Dat fabriekscomplex was ook nog maar pas gecontroleerd vlak voor het gebouw instortte. Ik wist dus maar al te goed wat voor gevolgen valse rapporten kunnen hebben.’

‘Voor het incident gaven ambtenaren licenties zonder zelfs maar de fabrieken te bezoeken. Licenties werden ook aan de lopende band verkocht. Dat veranderde na Rana Plaza: op zijn minst gaan ambtenaren nu altijd ter plaatse kijken. Op een jaar tijd heb ik 400 tot 500 fabrieken bezocht.’

Ik moest daar weg

‘Na dat jaar ben ik er uiteindelijk mee gestopt, om heel uiteenlopende redenen. Ten eerste is mijn positie erg gegeerd: weinig mensen blijven er langer dan 4 tot 5 maanden, omdat er altijd wel iemand klaarstaat die de bazen omkoopt om mijn plaats in te nemen – iemand met eigen belangen in de textielindustrie.’

‘Ten tweede is de job zelf fysiek enorm uitputtend. Ik moest vier tot vijf fabrieken per dag bezoeken. In het helse verkeer van Dhaka komt dat neer op werkdagen van elf tot twaalf uur per dag, inclusief weekenddagen.’

‘De uiteindelijke aanleiding van mijn vertrek had te maken met een nieuw bedrijf, die een licentie wilde binnenhalen voor twee fabrieken. De fabrieken waren helemaal niet volgens de standaarden, dus mochten ze die in principe niet krijgen. Maar een minister was druk aan het zetten om die ondernemer toch de licenties toe te kennen. Het is een miljoenenbusiness en bijna alle fabriekseigenaars zijn ofwel zelf politici, ofwel gelieerd aan bepaalde politici. Het gaat om erg rijke mensen, die niet tegengesproken willen worden.’

‘In die situatie voelde ik me niet meer op mijn gemak. Het voelde … riskant. Ik kreeg geld aangeboden om een goed rapport te schrijven, bedreigingen als ik de inspectie negatief zou beoordelen. Ik zou in de problemen komen als ik niet meewerkte en later moeilijker aan een nieuwe job geraken.’

Ik kreeg geld aangeboden om een goed rapport te schrijven, bedreigingen als ik de inspectie negatief zou beoordelen

Tanzir

‘Na een jaar had ik er genoeg van. Ik moest daar weg, ook omwille van persoonlijke redenen. Ik heb uiteindelijk een beurs aangevraagd om te studeren in het buitenland – eerst ontwikkelings- en genderstudies in Nederland, later antropologie in België. Beide beurzen heb ik tot mijn grote vreugde binnengehaald.’

‘Voor ik vertrok, heb ik uiteindelijk nog een negatief rapport geschreven voor het bedrijf in kwestie. Later hoorde ik dat mijn baas een stap opzij heeft moeten zetten door dat rapport. Twee andere collega’s kwamen ook in de problemen. Zo zit het systeem in elkaar.’

We lezen modebladen

‘Ik zie mezelf niet meer terugkeren naar het ministerie. Op dit moment voelt Bangladesh niet meer aan als mijn thuis. Mijn master nu is twee jaar. Daarnaast verdien ik bij als fotografe. Ik hoop op termijn een doctoraatsstudie te kunnen doen aan de KU Leuven, over genderrollen in Bangladesh. En, wie weet, ooit een fotoreportage te maken over de vrouwen achter onze kleren.’

‘Pas als we de mensen achter je kleerkast leert kennen, naar hun verhalen luistert, worden we aangespoord om iets voor hen te doen. Daar geloof ik in. Als gewone consument kan je iets veranderen. We kunnen druk zetten op fabrieksbazen om meer te doen voor hun werknemers, want enkel zo zal er een positief verhaal verteld worden. Door verhalen kan je alle betrokkenen inspireren om beter te doen.’

‘Weet je, er zijn zoveel modebladen. Die verschijnen maandelijks, wekelijks zelfs, in zoveel verschillende talen. Maar in die magazines lees je niet de verhalen van de vrouwen die de kleren maken. Niemand geeft om hen.’

Lees mijn analyse van deze getuigenis via MO*: https://www.mo.be/analyse/zeven-jaar-na-instorting-fabriekscomplex-blijft-rana-plaza-slachtoffers-maken

Foto’s: © Jef Van Hecken/WSM

Om de privacy van haar familie te garanderen, gebruikt Tanzir niet haar volledige naam.

Wie vragen heeft over zelfdoding, kan terecht bij de Zelfmoordlijn op het nummer 1813.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *