Een samenvatting van mijn reportages over de Citarum in acht absurde bedrijven.
‘Pas op! Hati-hati! Het is hier pas overstroomd. Let op waar je je voeten zet.’ Aan waarschuwingen geen gebrek bij ons bezoek aan een waterzuiveringsinstallatie in Bandung, aan de oever van een zijstroom van de Citarumrivier. Chemisch laborant Bana leidt fotograaf Sandra, vertaler Caca, vakbondsleider Agus en mij rond tussen de verschillende waterfilters. ‘Na de chemische zuivering volgt de biologische’, vertelt Bana terwijl hij zich een weg baant door het drassige parcours. Veel wijzer worden wij, chemie-leken, niet uit de woorden van Bana (zie inzet). Wat we wel gewaar worden, is de doordringende geur van het afvalwater. Sandra drukt haar masker stevig tegen haar wangen. Een paar dagen eerder heeft ze boven de illegale lozing van heet, fluogeel afvalwater een foto gemaakt. De verdamping van dat die wansmakelijk kleurende vloeistof heeft zich op haar klieren gezet. Uiteindelijk moest ze naar het ziekenhuis om de juiste medicatie te krijgen.
Textielkenner Paul Kiekens (UGent) had ons op voorhand gewaarschuwd. ‘Ik vermoed dat u niet kunt inschatten of er aan waterzuivering gedaan wordt bij de bezochte textielbedrijven’, mailde de prof. ‘U kunt het alleen vragen en hopen dat u een correct antwoord krijgt. Men kan alles zeggen.’
Toch klinkt het bij de ambtenaar voor milieu op de provincie, de verder nochtans sympathieke Prima Mayaningtias, de volgende boodschap: ‘het water is niet giftig’. Dat zei ze aan het einde van een lang en lastig interview waarin ze het eerst en vooral over de oplossingen voor de vervuiling van de Citarumrivier wou hebben, vooraleer ik vragen mocht stellen over oorzaken. Uiteindelijk draaide ze na herhaaldelijke vragen bij en legde ze uit hoe de vork in de steel zit. Het woord ‘vervuiling’ nam ze meermaals in de mond. Het woord ‘toxisch’ is pas aan het einde van het gesprek gevallen. ‘Wij hebben nog nooit vastgesteld dat er chemische stoffen of zware metalen in de rivier zouden zitten’, predikt ze. ‘Er zit geen vergif in de Citarum.’
Het gekke is: net deze ambtenaar stelt ook dat 'textielfabrieken verhuizen gewoon de vervuiling verplaatsen is' (zie later in deze samenvatting). Ze leek geen weet te hebben van plannen om fabrieken te verhuizen en vond dat helemaal geen oplossing. Wel wereldvreemd, niet wereldvreemd.
Professoren Sunardi en Parikesit van de Padjadjaran Universiteit (UNPAD) kijken elkaar geamuseerd aan als ik die boodschap overbreng. Een van hen begint zelfs schalks te lachen. ‘Onze universiteit doet al dertig jaar onderzoek naar de vervuiling in de Citarumrivier. Dat is drie decennia aan data. De overheid heeft slechts één onderzoek gedaan, met slechts honderd samples, toevallig met negatieve resultaten. Het komt hen goed uit om daarnaar te blijven verwijzen.’ Volgens de milieuwetenschappers is het water van de Citarum wel degelijk toxisch. ‘Meer zelfs, ik zou durven te beweren dat het de meest vervuilde rivier ter wereld is’, zegt professor Parikesit. ‘Of toch alleszins van Indonesië. Nergens bestrijkt een vervuilde river zo’n grote oppervlakte in een industriële zone. De vervuiling is dramatisch. Hoe gaan we dat oplossen? Niet op de manier waarop we nu bezig zijn.’
Onder het leiderschap van president Joko Widodo – Jokowi voor de vrienden – is er hoogmoedig aangekondigd dat de rivier in zeven jaar tijd schoongemaakt kan worden. ‘Van de meest vervuilde naar de properste rivier ter wereld’, verzekerde de president de internationale pers. Daarvoor schakelde hij de hulp van het leger in. Dat leger gebruikt – jawel – goudvissen om te kijken of de fabrieken die betrapt worden op illegal lozingen hun huiswerk deze keer wel gemaakt hebben. Die vissen laten ze aan het einde van het zuiveringsproces in het water waden. ‘Als de goudvissen het een uur volhouden in dat water, wil dat zeggen dat het schoon is’, klinkt het zonder schroom. Op de vraag hoeveel vissen er zo al gestorven zijn, wil communicatieverantwoordelijke van het leger Felix Wellyanto niet antwoorden. ‘De meeste tests zijn een succes voor de fabrieken.’
Mugi Mugiyanto, beleidsmedewerker bij de ngo voor Indonesische ontwikkeling INFID, ziet het aandeel van het leger in de opkuis van de Citarumrivier met lede ogen aan. Niet omwille van de op zijn zachtst gezegd dieronvriendelijke onderzoeksmethoden, want daar wist ik zelf nog niets van op het moment van ons interview, maar gewoon omwille van hun aanwezigheid. ‘Het leger ziet het grote geld in de opdracht’, zucht Mugiyanto. ‘Er is veel internationale aandacht voor deze casus en daardoor stroomt er geld van zowel de Wereldbank als de Asian Development Bank naar de opkuis. Het leger wil dat soort lucratieve opdrachten maar al te graag voor zich nemen. Door de rol van milieu-ambtenaren over te nemen, trekt het de macht naar zich toe. En dankzij het vele geld dat er te verdienen valt, kan het die macht consolideren. Dit scenario doet me heel sterk denken aan de militaire dictatuur van Suharto, die tot 1998 de plak zwaaide in Indonesië. Gaan we terug naar af? Ik hoop dat de geschiedenis zich niet herhaalt, maar die kans zit erin.’ Ook lokale activist Deni Riswandani is niet te spreken van het optreden van het leger. Hij vreest dat de vervuiling zo nooit opgelost zal geraken. ‘Het geld is aan het rollen en zodra de opkuis gedaan is, stopt die geldstroom’, legt Riswandani de vinger op de wonde. ‘Dus waarom zou het leger hun best doen om de rivier opgekuist te krijgen, als het veel winstgevender is om te blijven vervuilen?’
De minister van Maritieme Zaken, Susi Pudjiastuti, zal niet wakker liggen van deze bedenkingen. Off the record wordt ze door verschillende bronnen ook wel de schaduwpresident van Indonesië genoemd. En deze schaduwpresident heeft een plan. Ze merkt dat de opkuis toch niet al te best verloopt – ook al zegt leger-woordvoerder Wellyanto met ongepaste trots dat op anderhalf jaar tijd de Citarum al 40 procent schoner is – en wil een ommezwaai in het industrieel landschap. Dus stelt ze voor om alle textielfabrieken te verhuizen naar andere steden in West-Java.
‘Goed idee’, klinkt het bij de werkgeverskoepel Apindo. ‘Zolang de overheid alles voorziet: goedkope grond om nieuwe fabrieken op te bouwen, waterzuiveringsinstallaties, trainingscentra voor nieuwe arbeiders.’ Over de arbeiders die momenteel langs de Citarumrivieren garen weven en stoffen stikken, wordt met geen woord gerept. ‘Wij zullen er op staan dat ze mogen mee verhuizen’, zegt vakbondsleider Agus Saefudin. ‘Maar dan moeten ze wel akkoord gaan om minder te verdienen.’ Net dat is volgens Saefudin de reden waarom de werkgeverskoepel en de fabrieksbazen zo gebrand zijn op het idee om te verhuizen. ‘In de regio rond de rivier ligt het minimumloon hoog. In het district rond Bandung, de hoofdstad van West-Java, verdienen textielarbeiders 3,2 miljoen rupiah per maand. Elders in West-Java is dat amper de helft. Dat zegt genoeg, nee?’
Voor mocht dat niet duidelijk zijn: het spreekt voor zich dat onze honger naar goedkoop textiel dit monster voedt. Geld is een doorslaggevende factor, in alles wat er hier misgaat: met het leger, met de fabrieken. En dat hangt samen met de druk op fabrieken vanuit leveranciers merken, de concurrentiestrijd tussen merken zelf en hoe we het als consument intussen enorm gewend geraakt zijn dat kleding spotgoedkoop is. De fabriek die ik bezocht heb, had toevallig geen link met westerse kledingmerken: zij exporteren stoffen naar moslimlanden om onder andere hijabs van te maken. Andere journalisten (zoals de Franse documentairemaker Martin Boudot) en ngo’s (zoals Greenpeace) hebben onderzoek gedaan of de stoffen uiteindelijk in “onze” kleren terechtkomen en leggen de link met onder andere H&M, Gap, Adidas en UNIQLO. Stof tot nadenken voor fans van fast fashion.
Reportages © MO* Magazine
Foto’s © Sandra Mermans