Er is een oplossing. Dat heb ik twee dagen geleden verkondigd in een virtuele aula vol politicologen in spe. Diezelfde boodschap schreef ik neer in een column voor Visie.
Er is een oplossing. Dat heb ik twee dagen geleden verkondigd in een virtuele aula vol politicologen in spe. Of ze mij geloven, kan ik nog niet zeggen: dit artikel gaat ter perse nog voor ik plaatsneem aan mijn geïmproviseerde katheder. Die voor een journalist best ongemakkelijke positie neem ik in op vraag van een van mijn oud-professoren, Bernard Mazijn, die intussen zelf aan “dé oplossing” timmert als nieuwbakken werknemer van het ministerie voor Duurzame Ontwikkeling.
Naast kabinetschef is professor Mazijn hoogleraar Duurzame Ontwikkeling aan de UGent. Hij is evenzeer een van de bronnen die ik maar al te graag citeer als ik schrijf over de verduurzaming van de textielsector en had gepolst of ik dat onderwerp wou toelichten als gastdocent.
Hoe kan ik daar nee op zeggen? De textielsector kan alle duwtjes in de rug gebruiken: acht jaar na de fatale instorting van een fabriekscomplex in Bangladesh, met minstens 1100 doden tot gevolg, blijken er weinig duurzame beloftes waargemaakt. Onze economie krijst nog steeds om meer, sneller en vooral goedkopere kleding. Ook de coronacrisis was een toonbeeld van hoe het niet moet. Horden merken hebben hun bestellingen geannuleerd nu hun eigen winkels de deuren niet (of amper, op afspraak) mochten openen. Volgens een online tracker is de oerhollandse keten HEMA een van de recentste overtreders die contractbreuk pleegt. Eerder al liep onder meer C&A (met hoofdzetel in ons land) tegen de lamp. Volgens hun websites breken zowel C&A als HEMA een lans voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Je toeleveranciers in de kou laten staan, lijkt me nochtans weinig verantwoord.
Maar er is dus een oplossing. Die ligt niet in handen van merken, die het woord ‘duurzaamheid’ iets te graag in de mond nemen om reclame voor zichzelf te maken. In onze handen ligt die evenmin. Hoewel iedere consument verantwoordelijk(er) kan shoppen – een gedragspatroon dat bijzonder inspirerend blijkt voor marketeers –, gaan we al winkelhierend niet de wereld veranderen. De eigenaar van een Gentse fair fashion-winkel, Just Hazel, zei eind vorig jaar in een ander online gesprek dat ze klanten over de vloer krijgt met burn-outverschijnselen omdat ze “perfect duurzaam willen leven”. Dat kan ook niet de bedoeling zijn.
Waar ngo’s, vakbonden, burgers en sinds kort ook merken om smeken, is meer inmenging van de overheid. Zowel op Europees als op Belgisch niveau bereiden politici momenteel wetgeving voor rond ketenzorg of, met een moeilijk Engels woord, due diligence. Ik hoorde de term voor het eerst via professor Mazijn, die het jaren geleden vertaalde als ‘gepaste zorgvuldigheid’. Dat houdt in dat merken aansprakelijk kunnen worden gesteld als er verderop in hun toeleveringsketen (pakweg in Bangladesh) mensenrechtenschendingen plaatsvinden. Enkel als die aansprakelijkheid bij wet vastgelegd is, zullen bedrijven werkelijk verplicht zijn om zorgvuldig te werk te gaan.
Waarom ook merken daar vragende partij voor zijn? Daar stelt een andere academicus, HIVA-onderzoeker Boris Verbrugge, zich vragen bij. Officieel klinkt de redenering dat wie eerder inzette op verantwoord ondernemerschap de concurrentieslag met hun minder ethische evenknie nu makkelijker kan winnen. Een gelijk speelveld, zoals dat in vaktermen heet: goed voor de mensenrechten, goed voor de economie.
‘Het speelveld is echter nooit gelijk’, vertelt Verbrugge, die ook nog les van professor Mazijn gekregen heeft, mij in een videogesprek. Het beleid moet volgens hem opletten dat het niet volledig de agenda van bedrijven volgt. ‘Zij willen juist een nieuw speelveld creëren, waarop sommigen – vaak grote bedrijven met voldoende middelen – al een voorsprong hebben ten opzichte van anderen. Multinationals zullen geneigd zijn om op zoek te gaan naar grotere leveranciers die verschillende processen kunnen bundelen. Op die manier sluiten ze mogelijk kleinere actoren uit, die riskeren nog meer gemarginaliseerd te worden.’
Ketenzorg is wel degelijk een oplossing, dé oplossing zelfs, zolang ook het beleid kritisch blijft. Het kan niet (opnieuw) de bedoeling zijn dat de grote bedrijven eindeloos groeien en de kleine klein gehouden worden. Anders dreigen nog veel meer mensen het slachtoffer te worden van een economisch waanbeeld dat in 2013 al fataal afliep voor minstens 1100 kledingarbeiders.
Sarah Vandoorne schrijft als freelance journalist over de textielindustrie. In een vorig leven (niet zo gek lang geleden) was ze redacteur bij Visie. Dit opiniestuk verscheen in de Visie van 6 mei 2021.