Export, downcycling of verbranding: dit gebeurt er met afgedankte uniformen.
Hoe vergaat het werkkledij als het toeval zich niet moeit? Hoe ziet zo’n vernietigingsproces er concreet uit, wanneer is het tijd voor een pak om de pijp aan maarten te geven en wie beslist dat? Om de gebruikelijke procedures te weten te komen, graaf ik dieper in de toeleveringsketen. Intussen daagt het me dat de fabrikant mee verantwoordelijk is voor de eindbestemming van de kleren. Sioen wil namelijk zeker zijn dat legeruniformen niet op de zwarte markt terechtkomen. Misschien weet CEO Vervaecke opnieuw raad?
Als hij de afbeelding van dichterbij bekijkt, komt Vervaecke tot de conclusie dat dit specifieke uniform niet door zijn bedrijf gemaakt is. Sioen maakte waterbestendige technische kledij voor Belgacom, geen gebruikelijk werkpak zoals op de foto. Dus vraag ik aan Gansbeke wie het tenue van Belgacomman destijds wél gemaakt heeft. Dat blijkt opnieuw een bedrijf te zijn dat intussen niet meer bestaat, Stabyl genaamd. De huidige Proximusuniformen worden grotendeels geproduceerd door Belconfect. Even googelen leert me dat Christ Segers, de vroegere salesverantwoordelijke van Stabyl, daar nu zakenpartner is. Na zijn overstap beslist Belconfect deel te nemen aan nieuwe aanbestedingen van Belgacom. Intussen is het een van de hoofdleveranciers van Proximuskledij.
Segers en directeur Filip Lietaer noemen de aanpak van Belconfect customer oriented: het bedrijf ontwerpt samen met zijn klant of op basis van een lastenboek. “Het is die eindklant die bepaalt welke stoffen ze nodig hebben”, aldus Lietaer. “Wij kunnen Proximus wel adviseren, maar het is aan hen om de samenstelling finaal te bepalen. We vullen de wens van de klant in.” De meeste uniformen blijken gemaakt van een mix van katoen en de synthetische stof polyester – volgens Edwin Maes, textielconsultant bij Centexbel,“onder prijsdruk”. Een rapport van Centexbel, VITO en het Duitse Ecologic Institute toont aan dat dit soort gemengde stoffen geen dankbare input vormen om kledij een tweede leven te gunnen: je kan ze niet mechanisch recycleren.
Ook wat de eindbestemming van de kleren betreft, verschuilt Belconfect zich achter zijn klant. “Wij zijn niet verantwoordelijk voor wat er met kleren gebeurt na gebruik. Als confectiebedrijf beschikken wij niet over die middelen: dat is niet onze core business, er bestaan gespecialiseerde bedrijven die dat wel kunnen.” Proximus zamelt oude uniformen in, bevestigt Gansbeke, en rekent op afvalophaler en -verwerker Renewi om ze te vernietigen.
Maar er is nog een partij in het spel, benadrukt Lietaer, die we niet uit het oog mogen verliezen. “Veel van de kledij die wij produceren voor onze industriële klanten wordt onderhouden door wasserijen. Oplossingen voor end-of-life aanbieden is ook hun verantwoordelijkheid, omdat zij mee bepalen wanneer een kledingstuk versleten is.” Volgens Lietaer volgen de wasserijen slijtage van dichtbij op en hebben zij dus het beslissingsrecht of kledij versleten is of niet. Opnieuw een vraag voor Gansbeke, dus. De wasserij van Proximus blijkt CWS te zijn, een internationaal bedrijf met hoofdzetel in Duitsland. De Belgische tak van CWS maakt sinds 2017 deel uit van de Duitse multinational, terwijl het vroegere CWS-boco in het verleden Stabyl overgenomen heeft. Toeval bestaat niet?
Lees het ingekorte artikel voor De Morgen: https://www.demorgen.be/nieuws/hoe-een-belgacom-overall-in-ghana-de-weinig-duurzame-processen-van-de-textielsector-blootlegt~b2d0a8eb/