Op reis in West-Afrika stootte ik op een Ghanese vuilnisman in een uniform van Belgacom. Eenmaal thuis besluit ik te onderzoeken hoe zo’n Belgisch uniform meer dan 7.000 kilometer verderop is beland. Een queeste die een onthullende inkijk biedt in de weinig duurzame processen van de textielsector, en de premisse van een waar detectiveverhaal voor De Morgen.
Recent leerden we dat niet de tweedehandsindustrie, maar de verbrandingsoven blijkt de gebruikelijke eindbestemming van een versleten tenue. Even slikken, maar verrassend is die conclusie niet. Dat legt Bart Vervaecke mij uit. Hij is CEO van Sioen, een van de bekendste werkkledingfabrikanten van ons land, en stond daarmee ook op de lijst van ‘eerste telefoontjes’.
Op kantoor in Ardooie vertelt Vervaecke dat het uitermate belangrijk is dat oude uniformen niet bij mensen met slechte bedoelingen terechtkomen. “Publieke veiligheid is dé reden waarom veel werkkledij na gebruik vernietigd wordt.” Sioen produceerde niet enkel voor Belgacom, maar heeft ook contracten lopen met nutsbedrijven, de politie, de brandweer en het leger. “Bij dat laatste gebeurt de vernietiging onder toezicht. We weten hoeveel we transporteren naar een verbrandingsoven. Na de verwerking moet de gewichtsbalans kloppen.” Maar ook bij andere klanten bekomt Sioen na verbranding een officieel en ondertekend vernietigingsattest, met de vermelding ‘vernietiging door coïncineratie’. “Op deze manier garanderen wij op sluitende wijze dat onze uniformen niet in verkeerde handen kunnen komen.”
Die procedure bevestigt Nico Kimpe, salesverantwoordelijke bij Vanheede Environment Group, een van de afvalverwerkers waar Sioen mee samenwerkt. Uniformen komen er in verzegelde containers binnen, vervolgens worden ze – meestal in het bijzijn van een gerechtsdeurwaarder – vernietigd in een maalmachine. “Materiaal komt pas bij ons op het moment dat er niemand anders een recyclageoplossing voor gevonden heeft”, zegt Kimpe. “Uniformen zijn vaak zo’n complexe producten, zo heterogeen, dat hergebruik niet mogelijk is.” Ook de logica van Vervaecke volgt hij. “Kledij is een vorm van legitimatie, door middel van een uniform kan je toegang krijgen tot bijvoorbeeld de woning van oudere mensen. Zij kunnen zich helaas makkelijk laten bedotten met een smoesje. We staan niet enkel in voor de vernietiging van de meest gevoelige uniformen, zoals die van Defensie, maar ook die van de dienstensector. Vooral sinds 9/11 krijgen we daar meer en meer vraag naar.”
Xandres, producent van onder andere uniformen van Brussels Airlines, vertelt dat bedrijfsspecifieke zaken zoals logo’s en kentekens zelfs op een aparte, niet openbaar gemaakte site gemaakt worden. “Dit om misbruik ten allen tijde te vermijden”, zegt CEO Patrick Desrumaux. “Ik mag er niet aan denken dat er morgen een overval zou gepleegd worden in politiekledij die wij geproduceerd hebben”, vult Vervaecke aan. “Al kan het natuurlijk altijd dat een agent na zijn pensioen drie uniformen mee naar huis neemt. Dan hebben wij er geen controle meer over en kan het zijn dat ze in het tweedehandscircuit belanden.”
Bij tweedehandsinzamelaars komen er alleszins regelmatig afgedankte tenues binnen. Dan is het zaak om ze eruit te sorteren, zegt Johannes Eneman, verantwoordelijke voor textiel bij Oxfam. Aan de sorteerband in Haren toont Eneman mij legeruniformen met het naamplakkaatje er nog aan. “Is dat van iemand die met pensioen is, of is die man gestorven?” In de regel komen die niet in tweedehandswinkels terecht, al kan het toch gebeuren. “Ooit hebben we de politie op ons dak gekregen omdat we een kogelvrij vest verkochten in een van de filialen. Dat zou niet mogen, maar aangezien we werken met mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt valt dat toch soms voor.” Mocht een bewakingsagent dat tweedehands op de kop kunnen tikken, “dan is dat ideaal natuurlijk”, vindt Eneman. Maar criminelen bevoorraden is natuurlijk niet de bedoeling.
Ook als het logo van een instelling verandert, moet de werkkledij eraan geloven. “Zelfs als het om nieuwe uniformen van de stad gaat”, herinnert Sam Elinck, innovatiemanager bij Kringwinkel Antwerpen, zich nog goed. De persdienst van de stad Antwerpen meldt dat wegschenken kan op voorwaarde dat “alle historische en huidige logo’s van de stad door de ontvanger verwijderd dienen te worden of onzichtbaar moeten worden gemaakt in de nieuwe toepassing”. Onbewerkte kledij verder verkopen of doneren is “geen optie”. Alleen is het ook hier geen evidentie om alle logo’s zomaar te verwijderen. Via een Brusselse vzw zocht en vond de Kringwinkel een tweede bestemming voor die pakken: in een maatwerkbedrijf in Oost-Europa gebruiken arbeiders met een al even grote afstand tot de arbeidsmarkt ze nu als werkkledij. “Het is hen alleen streng verboden om buiten de fabrieksmuren de uniformen te dragen”, vertelt Elinck. Zo is, technisch gezien toch, het logo van de stad onzichtbaar gemaakt.
Volgens Vervaecke en Proximus-woordvoerder Gansbeke is de kans groot dat het Belgacomuniform in kwestie op een soortgelijke manier, via de geijkte tweedehandskanalen, toevallig in Ghana beland is. Maar wat met al die andere uniformen? Hoe vergaat het werkkledij als het toeval zich niet moeit?
Lees het ingekorte artikel voor De Morgen: https://www.demorgen.be/nieuws/hoe-een-belgacom-overall-in-ghana-de-weinig-duurzame-processen-van-de-textielsector-blootlegt~b2d0a8eb/