Vijf jaar nadat de kledingfabrieken van Rana Plaza als een kaartenhuisje in elkaar stortten, is er nog niet veel veranderd. Iets hogere lonen bieden de arbeiders weinig soelaas. De fabrieken zijn veiliger, maar de arbeiders niet.
‘De dokters zeiden dat mijn arm geamputeerd moest worden. Mijn moeder reageerde dat ze mij dan beter zouden doden.’
Shilpi (18) was nog een kind toen op 24 april 2013 fabriekscomplex Rana Plaza instortte. Ze werkte al vanaf haar twaalfde in de sector, noodgedwongen, om geld te verdienen om rond te komen. Acht maanden later gebeurde het ergste.
De dag voor het ongeluk werd het gebouw een paar uur ontruimd, omdat er barsten waren in de structuur. Maar daags nadien moesten de arbeidsters, tegen hun wil om, het werk hervatten. De fabrieksbazen dreigden hun loon in te houden als ze dat niet deden.
‘Ik werd naar binnen geduwd en ging noodgedwongen aan het werk’, getuigt Shilpi. ‘Plots voelde ik de grond onder mijn voeten verschuiven, precies een aardbeving. Ik dacht dat alle gebouwen in Bangladesh ingestort waren. Ik wou weglopen, weg van mijn naaimachine, maar viel neer en kon me niet meer bewegen.’
Wat is er sindsdien veranderd? Ik zocht het uit voor MO*. Lees meer:
https://www.mo.be/reportage/vijf-jaar-na-rana-plaza-zijn-textielarbeiders-niet-veiliger
© MO* Magazine
Lees ook deze blog van Wereldsolidariteit:
https://www.cleanekleren.be/blog/vijf-jaar-na-rana-plaza-waar-staan-we